In dit doosje zitten allerlei verschillende materialen. De kinderen kiezen zelf een stofje dat bij hun gevoel past. Misschien kiezen ze wel het stukje schuurpapier omdat ze de les helemaal niet aangenaam vonden en ook het stukje schuurpapier vinden ze niet leuk? Of kiezen ze het doorzichtige velletje papier, omdat ze alles heel duidelijk vonden...? Ik heb deze evaluatiemanier uitgetest tijdens de workshop van 'beeld' tijdens de week in Dworp. Ik was aangenaam verrast, moet ik zeggen. De kinderen verwoorden hun gevoelens zeer diepgaand en koppelden dit meestal op een originele manier aan één van de materialen. Zeer leuk om zelf ook eens uit te testen!
2. Het alfabet (zelf bedacht):
Aan het ringetje hangt elke letter van het alfabet. Zoals te zien is, heb ik deze letters gevonden in een tijdschrift. Deze evaluatiemanier is op verschillende manieren te gebruiken, naar gelang de graad waarin het gebruikt wordt. Zo kan u het ringetje doorgeven en kiezen de leerlingen de letter van het woord waaraan ze denken. Ofwel wordt het ringetje doorgeven en verzinnen de leerlingen een woord bij de gekregen letter (A-B-C-...). Natuurlijk past het woord bij hun gevoel. Ze leggen dit dan ook diepgaand uit. Dit is natuurlijk al een heel stuk moeilijker dan de eerste opdracht.
3. De lichaamsdelen (zelf bedacht):
Aan het ringetje hangen verschillende lichaamsdelen: de handen, het hoofd, de ogen, de oren, ... De leerlingen kiezen het lichaamsdeel dat zij tijdens de voorbije les het meest gebruikt hebben:
- het hoofd: ze hebben veel moeten nadenken
- de handen: ze hebben veel moeten doen
- de oren: ze hebben veel moeten luisteren
- ...
Op deze manier kan de leerkracht achterhalen op wat voor een manier de leerlingen gewerkt hebben. Ook kan hij op deze manier zichzelf evalueren. Zo kan het zijn dat je als leerkracht het doel voor ogen stelt om de leerlingen veel te laten bezig zijn (handen). Als echter veel leerlingen 'de oren' kiezen, weet jij dat de leerlingen te lang hebben moeten luisteren naar een instructiemoment of andere en kan je je les aanpassen...
- het hoofd: ze hebben veel moeten nadenken
- de handen: ze hebben veel moeten doen
- de oren: ze hebben veel moeten luisteren
- ...
Op deze manier kan de leerkracht achterhalen op wat voor een manier de leerlingen gewerkt hebben. Ook kan hij op deze manier zichzelf evalueren. Zo kan het zijn dat je als leerkracht het doel voor ogen stelt om de leerlingen veel te laten bezig zijn (handen). Als echter veel leerlingen 'de oren' kiezen, weet jij dat de leerlingen te lang hebben moeten luisteren naar een instructiemoment of andere en kan je je les aanpassen...
4. De desserten (zelf bedacht):
De leerlingen kiezen een van de verschillende desserten en leggen uit waarom ze voor een dessert gekozen hebben. Zo kunnen ze bijvoorbeeld het aardbeientaartje kiezen, omdat ze dat heel lekker vinden en de les gaf hen hetzelfde blije gevoel... Ook hierbij is het de bedoeling dat de leerlingen heel erg diepgaand uitleggen waarom ze voor een bepaald dessert gekozen hebben.
5. De groeten en fruit:
De leerlingen kiezen één van de groenten of fruit. Net zoals bij de desserten leggen ze uit waarom ze voor een bepaald groete of fruit gekozen hebben. Ook hier verantwoorden ze hun keuze. Als je als leerkracht merkt dat de leerlingen dit niet goed kunnen verwoorden, kan je hen helpen door bijvragen te stellen. (Waarom kies je dat? Vind je dat lekker of juist niet? Wat vond je van de les? Waarom vond je dat? ...)
6. De post-its:
De leerlingen krijgen van elke kleur één post-it. Elke kleur staat voor iets anders:
- geel: vraag dat je hebt bij het werk
- groen: compliment
- rood: tip
- blauw: het gevoel dat je erbij krijgt
De leerlingen schrijven iets op de post-its en kleven het op een bepaald werk. Natuurlijk verwoorden ze dan ook waarom ze iets hebben opgeschreven. Op deze manier evalueren ze eens niet hun eigen werk, proces of beleving, maar dat van een medestudent. Ze leren ook op een positieve manier elkaars werk benaderen.
- geel: vraag dat je hebt bij het werk
- groen: compliment
- rood: tip
- blauw: het gevoel dat je erbij krijgt
De leerlingen schrijven iets op de post-its en kleven het op een bepaald werk. Natuurlijk verwoorden ze dan ook waarom ze iets hebben opgeschreven. Op deze manier evalueren ze eens niet hun eigen werk, proces of beleving, maar dat van een medestudent. Ze leren ook op een positieve manier elkaars werk benaderen.
7. De kleurenwaaier:
De leerlingen kiezen een kleur dat past bij hun beleving. Hierbij verwoorden ze uitgebreid waarom ze voor een bepaalde kleur kiezen en hoe ze de opdracht beleefd hebben. Ook kunnen de leerlingen een kleur kiezen die past bij hun gevoel voor een ander werk. Ook op deze manier leren ze elkaars werk op een positieve manier benaderen en verwoorden.
8. De gezischtsuitdrukkingen:
De leerlingen bekijken grondig de verschillende gezichtsuitdrukkingen. Daarna kiezen ze dat gezicht dat hen het meeste aanspreekt. Natuurlijk verwoorden ze waarom ze voor een bepaalde persoon gekozen hebben. Waarom kunnen ze zichzelf met die bepaalde persoon identificeren? Wat kan je aflezen van de gezichtsuitdrukking? Heeft de leerling tijdens het werken ook zo'n gezicht getrokken?
9. De gevoelsmannetjes (zelf bedacht):
Deze evaluatiemanier is mijn persoonlijke favoriet. De leerlingen krijgen bij het begin van de les drie jetons. De leerkracht legt de opdracht uit en de leerlingen steken het eerste jetonnetje in het mannetje dat op dat moment bij hun gevoel past. Tijdens het uitwerken van de opdracht, vraagt de leerkracht om jeton nummer twee in het doosje te steken dat hen het meeste aanspreekt op dat moment. Bij het eindresultaat vraag je een derde en laatste keer om een jeton (3) in de mannetjes te steken. Op deze manier kan de leerkracht zien welk proces de leerlingen doorlopen heeft. Vond hij de opdracht bij het begin niet leuk, maar vanaf de uitwerking wel? Dan weet je dat je de instructie anders moet aanpakken.
Ik heb deze manier van evalueren toegepast tijdens mijn stage in het eerste leerjaar en dit voor het leergebied Wiskunde. Elke keer de leerlingen een onderdeel van hun toets gemaakt hadden, vroeg ik hen om een (genummerde) jeton in één van de mannetjes te steken. Op deze manier kon ik evalueren welke leerlingen zichzelf goed konden inschatten en welke niet... Zo was er bijvoorbeeld een leerling die al zijn jetonnetjes in het lachende ventje had gestoken, terwijl ze een slechte toets had afgelegd. Zo wist ik ook dat ik de leerstof met dat kind nog een keertje moest herhalen, omdat het niet weet dat het fouten maakt.
10. De CD:
Op deze CD staan enkele instrumentale nummers. De leerlingen kiezen het lied dat hen het meest aanspreekt en waarom. Hierbij kan hij luisteren naar het tempo van het lied, of de gevoelswaarde die het lied in zich draagt. Kinderen merken op deze manier dat liederen op verschillende manieren kunnen geïnterpreteerd worden: win-winsituatie dus!
Tijdens de lessen 'muziek' kregen we de opdracht om een eigen muziekkoffer in elkaar te steken. Deze kan perfect gebruikt worden voor muzische evaluatie. De leerlingen kiezen een instrument dat past bij hun gevoel op dat moment. Ze maken muziek op die manier die bij hun gevoel past. Ook verwoorden ze waarom ze op die manier muziek maken. Ook kan er met één instrument gewerkt worden. De leerlingen maken muziek, een ritme dat bij hen past!